Waubach geschiedenis.

Submitted by Anna Maria Nauts

WAUBACH GESCHIEDENIS.

Toen omstreeks 55 voor Christus de grote veldheer Julius Caesar met zijn legioenen verscheen om Noord-Gallië voor het machtige Rome te veroveren, vond hij er kleine nederzettingen. De Keltisch-Germaanse bevolking woonde in kleine, eenvoudige huisjes, opgericht van hout en leem, de zogenaamde vakwerkbouw.

Reeds een zeventigtal jaren tevoren had men in Rome besloten vanuit de Provence de provincie Gallië verder te veroveren en te koloniseren. Het zou echter tot het jaar 58 voor Christus duren vooraleer in 't tegenwoordige België de eerste Romein verscheen. Wegens gevaarlijke invasies van het Gallische land door de Helvetiërs en de Suevi trok Caesar met zijn legioenen op in noordelijke richting om te voorkomen dat de beide stammen zich zouden verenigen en aldus een geduchte vijand zouden worden voor de Rome en bij hun plannen Gallië te koloniseren. Na deze onderwerping vatten de Romeinen het plan op om behalve Midden-Gallië ook het noordelijk deel tot aan de Rijn te veroveren.

Terwijl ze gebruik maakten van de vele twisten tussen de Germaanse stammen onderling gelukte het hun, zij het met veel moeite, hun plannen te verwezenlijken. Onze streken werden een Romeins wingewest.

Niet alle hier gevestigde volkeren wilden zich zonder meer aan de Romeinse heerschappij onderwerpen. Hun aangeboren vrijheidszin, waardoor zij geen vreemd gezag duldden, en hun strijd om het bestaan met het dier, waren er de oorzaken van dat ze het Romeinse juk niet aanvaardden of het naderhand afwierpen. In het geheim werden overvalsplannen gesmeed en een of twee aanvalsleiders gekozen. Bekend is de opstand van de Eburonen onder leiding van hun vorsten Ambiorix en Catuvolcus, die elk een stamgebied bestuurden. Caesar heeft deze opstand in zijn boek De Gallische oorlog opgetekend, waarin hij naast zijn krijgsverrichtingen ook melding maakt van het bestaan van dorpen, alleenstaande hoeven, korenvelden en rundvee.

De Eburonen wilden hun land bevrijden van de Romeinse heerschappij, daartoe aangezet doordat zij een hoge schat aan veldvruchten moesten betalen in een slecht oogstjaar. Zij wisten de Romeinen weg te lokken uit het fort Atuatuca en hen daarna vanuit een hinderlaag te vernietigen.

Toen men in Rome deze ramp vernam, kon een Romeinse strafexpeditie niet uitblijven; deze volgde in 53 voor Christus.

Het gebied van de Eburonen werd in drie tochten verwoest en ontvolkt.

Ambiorix ontkwam en Catuvolcus maakte door vergif een eind aan zijn leven.

Caesar kon in zijn gebied geen vijand dulden die hem in de rug kon aanvallen. De Germaanse stammen van over de Rijn vormden al een groot gevaar. Alleen zeer betrouwbare vazallen mochten het gebied nabij de rijksgrens, de Rijn, bewonen. De ontvolkte gebieden werden woonoord van bevriende Romeinse stammen van de oostelijke Rijnoever. Dat volgens Caesars woorden het Eburonengebied tot de laatste man toe was uitgemoord, lijkt hoogst onwaarschijnlijk. Net als diverse andere Germaanse stammen zullen zij wel zijn opgegaan in de nieuwkomers en andere Germaanse groeperingen. Ter voorkoming van soortgelijke opstanden importeerden de Romeinen o.a. de Tungri, de Sunikers en de Ubiërs.

De Tungri vestigden zich in het Belgische deel van het vroegere Eburonengebied in de provincie Gallia Belgica. Hun naburen in het Zuid- en Middenlimburgse land waren de Cugerners. Van hen is bij de opgravingen van de Romeinse thermen te Heerlen een inscriptie gevonden. Tussen de Maas en de Rijn werden de Ubiërs gevestigd en ten zuiden van hen de Sunikers. Aan de Sunikers zouden herinneren de namen van Schinnen, Schin op Geul en Schinveld; aan de Ubiërs de namen van Ubachsberg en Ubach over Worms.

Deze beweringen zijn echter in onze dagen allang achterhaald en blijken op geen enkele grond te berusten.

Ten einde zich staande te kunnen houden te midden van de oorspronkelijke Germaanse stammen, steunden deze nieuwkomers sterk op de kracht en de hulp van de Romeinen.

Het door Rome nagestreefde doel om deze streken op een vreedzame wijze te koloniseren, de zogenaamde Pax Romana, werd herhaaldelijk verstoord door Germaanse pogingen het rijk binnen te dringen. In 69 kwamen de Batavieren in opstand onder leiding van Julius Civilis. Hij wist verschillende Germaanse stammen, door het sluiten van bondgenootschappen, aan zijn kant te krijgen.

De Romeinen konden moeilijk ingrijpen doordat te Rome, na de dood van Nero, een strijd ontbrand was over de opvolging van de keizer. Toen echter een jaar later keizer Vespasianus stevig in het zadel zat, stuurde hij zijn veldheer Cerialis met zijn legioenen noordwaarts waar al gauw de opstand bedwongen werd en de strijd onder gunstige voorwaarden beëindigd werd. In 89 was het Cugernersgebied afgescheiden van Gallia Belgica en met de gebieden van de Bataven en Ubiërs gevoegd bij de nieuwe provincie Germania Inferior.

Voorwerpen uit een Romeins brandgraf (2e eeuw).

Zuid-Limburg bleef ook na deze woelige dagen van strijd en opstand een typisch grensgebied. Invallers bleven op de loer liggen en daarom werd het grondig bewaakt door Romeinse en GalloRomeinse troepen.

De Romeinse heer- of legerwegen werden onder meer aangelegd voor een gemakkelijk troepentransport, maar ook om het veroverde gebied te kunnen beheersen. Naast deze zogenaamde hoofdverkeerswegen waren er nog tal van secundaire wegen, die voor een groot deel waren overgenomen van de oorspronkelijke bewoners.

Limburg kende een viertal grote heerwegen. Voor ons verhaal is alleen van belang de weg van Tongeren naar Keulen, die via Maastricht, Valkenburg, Heerlen, Schaesberg, Nieuwenhagen, Groenstraat en Rimburg liep.

De heerwegen waren circa 10 meter breed, bedekt met een grove en fijne kiezellaag, met aan weerszijden vaak een greppel en op sommige plaatsen waren ze zelfs voorzien van bruggen en gemetselde kanalen. Over deze voor die tijd uiterst moderne en doeltreffende wegen vonden vele troepenbewegingen plaats. Op sommige punten, veelal op gelijke afstanden of dagmarsen, waren pleisterplaatsen, wachttorens en versterkte kampementen aangelegd. Ze liepen recht-toe-recht-aan over de hoogste punten van het landschap waar men vanaf wachttorens de streek gemakkelijk kon overzien en vanwaar men in tijd van gevaar door vuur- of trompetsignaal hulp kon inroepen. Via deze wegen kwamen Romeinse boeren naar onze provincie Neder-Germanië toe op zoek naar vruchtbare grond of om te onderhandelen en hun produkten aan de Romeinse garnizoenen te leveren. De boeren ontdekten er de vruchtbare lössgrond.

Zij konden bossen rooien om er hun boerderijen (villa rustica) op te bouwen.

Veteranen uit de legers, afkomstig uit alle mogelijke delen van het machtige Imperium, vestigden zich hier in grote kapitale huizen (villa urbana) voorzien van luchtverwarming en baden om er te kunnen genieten van een rustige, onbezorgde levensavond.

In Heerlen werd een snijpunt van enkele wegen in 1964 vereeuwigd door een reusachtige mijlpaal, geplaatst op het plein voor het gemeentehuis. De genoemde villa's hadden alle een typische bouw. Op een stenen fundament verrees een bovenbouw van hout en leem met een pannendak en verder voorzien van een drinkput in navolging van het Keltische boerderijtype.

De oorspronkelijke bewoners traden in dienst van de Romeinse landheren, die hun onderhorigen in contact brachten met de Romeinse cultuur. Zij namen de betere landbouwmethoden over, hun leef- en woonwijze, hun manier van bouwen, hun produkten en hun wegenbouw. Hun taal werd het volkslatijn. Zij leerden ook heel wat woorden van dingen die hun voorheen onbekend waren, o.a. kers, muur, kelder, kamer en biet. Vooral in de tijd van de vreedzame overheersing, toen vele Romeinen zich hier vestigden, werden onze streken geromaniseerd.

Wegens de vruchtbare grond en het uitgebreide wegennet vinden we vooral ten zuiden van de heerweg Tongeren-Keulen vele villa's. Langs de wegen begroeven zij hun doden, op kruispunten verrezen standbeelden ter ere van de goden en op vaste plaatsen langs de wegen bevonden zich mijlpalen. In l930 vond men te Simpelveld een sarcophaag die wereldbekendheid verwierf. Hij was uniek, doordat hij de enige tot nu toe gevonden sarcophaag is met een gebeeldhouwde reliëfversiering aan de binnenzijde.

Over de heerwegen kwam ook het Christendom naar onze streken. Behalve onder de Romeinse soldaten waren er ook al onder de Gallo-Romeinse en Keltische troepen krijgers die christen waren. Tussen 200 en 300 werden de christenen nog om hun geloof vervolgd, daarna kregen ze godsdienstvrijheid en werd het geloof snel verbreid. In 343 was St.-Servatius bisschop van de Tungri en had Maastricht reeds een kapel.

De talrijke vondsten gedaan bij opgravingen, aangevuld met hetgeen Romeinse geschiedschrijvers ons hebben nagelaten, geven ons een vrij duidelijk beeld van het Romeinse burgerlijke en militaire leven van de 2e en 3e eeuw na Christus. De vondsten in het Limburgse land zijn wel zo talrijk dat in onze dagen haast geen gemeente meer bestaat die niet kan bogen op een vroegere Romeinse bewoningen

Allerlei voorwerpen van glas, aardewerk en brons duiden op een levendige ruilhandel die enkel kon bestaan in tijden van langdurige vrede en rust.

Het zogenaamde terra sigillata, Romeins aardewerk voorzien van een fabrieksstempel, kwam eerst uit Italië en later uit Zuid-Gallië. Maar ook in onze streken, o.a. te Heerlen en Rimburg, werd aardewerk vervaardigd; Heerlen telde zelfs meer dan 30 ovens.